De Bende
de stegen oogden nooit te donker
geen stad te guur, geen buurt te grauw
we liepen niet, we zweefden
de nacht bracht huiver, angst en kou
we teerden op vergeten honger
die knaagde en die vervaarlijk vrat
de jongste van de bende vluchtte
ver weg van de verkilde stad
geen tijd nu om de held te spelen,
te draaien rond de hete brij
pas morgen , als er al een morgen komt,
meten we de opgelopen averij