De vergeten tuin

we wieden niet,
maken distels en brandnetels tot bondgenoot,
storen ons mateloos
aan het zevenblad en heermoes
volgen slaafs onze eigen paden
en raken hopeloos verstrikt in
hagenwinde en klimop

schoorvoetend banen we ons
een weg en rusten uit
op het groene bed van mos en varens

hier regeert de waanzin,
haalt wanorde, orde in

ontredderd verschuilen we ons
in het gebladerte van een omgevallen iep

achter de taxushaag priemt flauw de zon
en de esdoorn werpt haar lange schaduw af
op het graf van de tuinman

haast onleesbaar staat er gebeiteld:
AD IMPOSSIBILE NEMO TENETUR
wijze woorden staren mij aan
de woorden klinken
als muziek in mijn oren,
als een verborgen testament:
"niemand is verplicht het onmogelijke te doen"